Vervolging van cyberaanvaller is onzin
14-09-2010
Vervolging van cyberaanvaller is onzin Het platleggen van sites van bedrijven die WikiLeaks tegenwerken, valt onder het betogingsrecht. De tienduizenden aanhangers van Anonymous doen niets anders dan het organiseren van een demonstratieve optocht naar de toegangspoort van een organisatie die in hun ogen verwerpelijk handelt. In beginsel maakt het niet uit of zij met hun lijfelijke aanwezigheid de voordeur tijdelijk blokkeren of met duizenden nepaanvragen de cyberpoort van datzelfde bedrijf onbereikbaar maken. In beide gevallen komt een deel van die organisatie tijdelijk stil te liggen en veroorzaakt hun betoging financiële schade.
Zelfs Wilbert de Vries van de vooraanstaande informaticasite tweakers.net relativeert de acties van de WikiLeaks-aanhangers, door ze te kenschetsen als een vorm van kattenkwaad – digitaal belletje trekken. Anderen vergelijken het met vandalisme, zoals het vernielen van een bushokje, hoewel het onmiskenbaar is dat de zogeheten ‘Ddos berichten’ de site niet vernielen, maar slechts onbereikbaar maken.
Zo’n laconieke houding geeft ruim baan aan justitie om opgepakte actievoerders aan te klagen op grond van artikel 161 sexies van het Wetboek van Strafrecht: het opzettelijk vernielen van een geautomatiseerd werk, waardoor gevaar voor de verlening van diensten te duchten is. Op die grond zijn twee jongens, van zestien en negentien jaar, aangehouden en zoekt de politie naarstig verder naar de andere ‘criminelen’. Zijn deze vervolgingen wel legitiem?
Het recht van betogen wordt pas beschermd sinds 1988, met de invoering van de Wet openbare manifestaties. Daar ging een lange discussie aan vooraf. Na de Vietnam-betogingen van de jaren zestig worstelde de Hoge Raad met het verschil tussen blokkade, optocht en demonstratie. Uiteindelijk kwam via de Groningse rechter in 1969 een verschil uit de bus rollen tussen een optocht en een demonstratie. Het belangrijkste verschil was dat bij een demonstratie ‘al dan niet in beweging in groepsverband een gezamenlijke gezindheid kenbaar’ wordt gemaakt, en bij een optocht niet. Een optocht kon ook plaatsvinden zonder dat de deelnemers een gezamenlijke mening uitdroegen. Het Europese mensenrechtenverdrag legt de betogingsvrijheid ruimer uit: de vrijheid om denkbeelden te verstrekken. Een optocht of blokkade draagt minimaal mede het karakter van een meningsuiting.
Sinds 1988 wordt een betoging gedefinieerd als een uiting van gedachten, gevoelens of overtuigingen in min of meer collectief verband. Onder deze wet dienen betogers eerst een aanvraag in te dienen voordat zij op een openbare plaats mogen samenkomen, mits een verordening van de gemeenteraad dit voorschrijft. Zonder tijdige aanvraag, na een verbod of het niet opvolgen van aanwijzingen, kan de burgemeester een betoging terstond beëindigen.
Een verbod of aanwijzingen mogen niet worden gebaseerd op de inhoud van de betoging. Beperkingen kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, een verkeersbelang of ter voorkoming van wanordelijkheden. Daarmee heeft de wetgever het recht om te betogen op straat voorzien van goede waarborgen en zijn bepaalde beperkingen gelegitimeerd.
Waarom zou het betogingsrecht niet gelden voor mensen die in cyberspace demonstreren? Het internet is een openbare plaats. Ddos is niet meer dan een optocht van allerlei mensen die voor de virtuele voordeur van een bedrijf gaan staan, waar ze heel snel en vaak kloppen, waardoor de doorgang verstopt raakt. Voor de actievoerders is dit een uiting van gedachten, gevoelens of overtuigingen in min of meer collectief verband.
Als steeds meer bedrijven hun handel verleggen naar het internet, wordt het recht te betogen tegen hun afkeurenswaardige gedrag steeds verder uitgehold. Het is nu eenmaal niet mogelijk om met je lijf voor een website te gaan staan. Maakt het dan wat uit dat sommige bedrijven, zoals PayPal, volledig via internet opereren en andere, bijvoorbeeld Visa en Mastercard, voor een groot deel? In de cybermaatschappij van de toekomst zijn dit soort acties straks de enige effectieve manier om te demonstreren.
Het heeft in een vrij land als Nederland belachelijk lang geduurd voordat het betogingsrecht werd beschermd. Er ligt nu weer een schone taak voor de rechter. Het wordt hoog tijd het recht om te betogen in cyberspace te erkennen.
Dat de wet daaraan beperkingen zal stellen, lijkt me een goede zaak. De Wet openbaarheid manifestaties doet dat niet. De actievoerders kunnen daar hoogstens uit afleiden dat betogen mag, zolang ze het straatverkeer (!) niet hinderen, de gezondheid niet in gevaar brengen – ze mogen dus geen medische sites aanpakken –, het functioneren van ambassades en consulaten niet aantasten en geen wanordelijkheden creëren ten koste van de in een democratische samenleving noodzakelijke bescherming van de openbare orde. Op de openbare plaats die het internet is, zitten nu eenmaal geen burgemeesters bij wie ze hun aanvraag voor een betoging kunnen indienen.
Justitie beweert dat deze betogers wisten dat hun actie niet mag. Dat argument deugt niet. Rechtsregels dienen voldoende toegankelijk te zijn en met voldoende precisie te zijn geformuleerd. Dat er nu een jongetje van zestien tot Kerst in de cel zit omdat hij wilde demonstreren, is een vorm van onrechtmatige vrijheidsbeneming en een schande voor onze samenleving. Dat het Malieveld niet vol staat om daartegen te protesteren, bewijst eens te meer de noodzaak van effectieve demonstraties in cyberspace.
Peter Schouten is communicatiedeskundige.