Walk of Shame en het Kamermeisje (1)
06-06-2011
In een 24/7-mediasamenleving raken verdachten vaker verzeild in een trial by media. Een stroom van tendentieuze berichtgeving, halve waarheden en belastende geruchten, scheppen een onware schadelijke beeldvorming over persoon, feiten en omstandigheden. Media en publieke opinie veroordelen op basis van deze quasi-waarheidsvinding zonder vorm van proces. In de sensatiepers en sociale media worden vermeende daders met ‘labeling’ gedehumaniseerd tot ‘Engel des doods’, ‘Zwembadmonster’, ‘Monster van Riga’, of ‘Bronstige aap’, zoals Strauss-Kahn overkwam. Monsters hebben geen recht op een eerlijk proces.
Dergelijke publieke veroordelingen zetten politie, justitie en rechters onder druk om geen afwijkende resultaten te produceren. Op de voorlichtingsbijeenkomst na de aanhouding van Benno L. velden de aanwezige ouders, op basis van opgeklopte strafvorderlijke informatie, het vonnis al: ‘De ouders zijn bovendien van mening dat de verdachte niet meer vrij zou mogen komen.’ Het had er alles van weg dat het OM daarna tegen beter weten in zijn uiterste best deed om deze wens te vervullen. (Deze informatie komt uit het Evaluatierapport van het COT Veiligheidsinstituut over het optreden van de autoriteiten in deze zaak). Zo spint het OM in zijn persvoorlichting naar de aanklacht verkrachting zonder dat daar enig bewijs voor is en wordt tegen het advies van de twee gedragsdeskundigen in tbs geëist. In hoger beroep wordt de door de rechtbank opgelegde straf van 7 naar 6 jaar verlaagd omdat ‘de zwemleraar door de publiciteit rond zijn zaak zwaar is getroffen.’
In een mediagevoelige strafzaak hoeft de verdachte niet meer op anonimiteit te rekenen. De ‘initialenregel’ is in een achterhoedegevecht verwikkeld sinds naam en toenaam kliksnel op internet zijn te vinden. Ook andere strafrechtelijke persoonsgegevens, intieme pics en bio’s stromen via de nieuwe media sneller dan water naar het laagste punt van miljoenen laptops, ipads en iphones. Zelfs de Volkskrant, op dit vlak roomser dan de paus, plaatste onlangs (13 mei) bij een reportage over de Klimop-zaak een herkenbare foto van hoofdverdachte Jan de V., die in paparazzi-stijl met telelens door de ramen op de gang van de rechtbank was gefotografeerd. In het publieke debat worden inbreuken op de privacy van verdachten steeds vaker vanzelfsprekend gevonden, vooral ten aanzien van personen die met hun gedrag – naar wordt aangenomen – een ernstig gevaar voor de samenleving vormen.
In de zaak DSK komt een nog weinig belicht gevaar van een trial by media om de hoek kijken: besmuistering van de aangever, in casu het kamermeisje dat zegt door hem te zijn besprongen. De Fransman heeft een legertje PR-mensen en investigators, waaronder ex-CIA spionnen, ingehuurd om narigheid op te duiken in het verleden van het kamermeisje: informatie die hem kan ontlasten en haar in een kwaad daglicht stelt. Hoewel de Amerikaanse rechter in evidentiary hearings het inbrengen van informatie die niet relevant is voor de zaak zal verbieden, worden schadelijke verhaaltjes door zijn adviseurs aan de media doorgespeeld in de hoop toekomstige juryleden te beïnvloeden. Het zou in ons rechtssysteem ook kunnen gebeuren (denk aan de mediacampagne van Maurice de Hond tegen de ‘klusjesman’).
‘Strauss Kahn’ laat zien hoe snel krachtige beeldvorming een publieke veroordeling kan bewerkstelligen. Na zijn aanhouding melden de autoriteiten dat hij met achterlating van zijn mobieltje overhaast het hotel verliet en kort voor het opstijgen van het vliegtuig werd gelicht. Publieke conclusie: wie vlucht is schuldiger dan schuldig! De beelden van zijn Perp Walk of Shame, de tocht in handboeien van politiebureau naar voorgeleiding, leidden bij veel Europeanen tot een publieke veroordeling van de Amerikaanse beschaving, waar men kennelijk nog nooit van het onschuldbeginsel had gehoord. Het tegendeel is waar. Bij het weren van de invloed van de media op de strafrechtpleging in geruchtmakende strafzaken, valt te leren van de VS. In ons land zit de verdachte van een ernstig misdrijf na zijn aanhouding meestal lange tijd in beperkingen en mag zijn advocaat geen mededelingen in de pers doen, terwijl de officier van justitie wel belastende informatie naar buiten kan brengen. De meeste schadelijke beeldvorming ontstaat juist in de eerste publiciteitsgolf. Een Amerikaanse advocaat beschikt wel over dezelfde publicitaire wapenuitrusting als de aanklager. Daarom wisten we snel dat Strauss Kahn twee keer het hotel had gebeld om te vragen of zijn mobieltje nog op de kamer lag en zei dat ze het op Kennedy Airport aan hem konden overhandigen en dus niet op de vlucht was geslagen. De Amerikaanse rechter kan zowel aanklager als advocaat een ‘gag order’ opleggen voor ontoelaatbare uitlatingen.
De sturende invloed van de publicitaire ‘vervolging’ op de rechtstatelijke vervolging kan en màg niet worden onderschat. Wil de rechtspraak bij een verdere sensationalisering en medialisering van de strafrechtspleging een eerlijke en beschaafde berechting blijven garanderen, dan kan een herbezinning van de wetgever, overheid en rechterlijke macht niet langer uitblijven.
Gemaakt voor het Tijdschrift voor Media- en Communicatierecht ‘Mediaforum’ en gepubliceerd juni 2011/6